Joop Alberts
Joop Alberts Ali van Vemde

Joop Alberts: herinneringen aan de oorlogstijd

4 mei 2020 om 07:30 Historie

LANGBROEK Dit jaar vieren we 75 jaar vrijheid. Een moment om bij stil te staan, al is 5 mei dit jaar niet zo feestelijk als het had moeten zijn door de coronacrisis. Steeds minder mensen hebben de Tweede Wereldoorlog meegemaakt. Joop Alberts woonde destijds in Langbroek en was, net zoals zijn hele familie, actief in het verzet.

door Ali van Vemde

Joop wordt in 1922 geboren in Leersum als oudste kind van Dirk Alberts en Marrigje van Cooten. Als de vader van Marrigje de meelhandel in 1927 overdraagt, verhuizen ze naar Langbroek. In het gezin worden nog vier dochters geboren,  Mien, Cor, Dit en Annie. Joop ging naar de lagere school in Langbroek, daarna volgde hij van 1933 tot 1937 de ULO op de Van Heemstraschool in Driebergen. Zijn vader was altijd aan het werk en wilde dit niet voor zijn zoon. Hij stelde hem voor om in het onderwijs te gaan. Joop Alberts: „Dat vond het jochie wel goed.” Van 1937 tot 1940 ging hij naar Rehoboth in Utrecht. „Er was een overvloed aan onderwijzers en voor een baan kwam ik niet in aanmerking. Ik heb een tijd onbetaald lesgegeven totdat het vak lichamelijke opvoeding verplicht werd. Ik had een akte lichamelijke opvoeding. Toen  kreeg ik wel betaald.” Joop werkte in Groningen en Utrecht toen de bezetting begon.

DE OORLOG BEGINT Op vrijdag 10 mei stond zijn moeder om 5.00 uur aan zijn bed. „Joop, het is oorlog.” Joop vertelt: „Ik hoorde de vliegtuigen, de radio stond aan. Het werden wonderlijke Pinksterdagen. Koningin Wilhelmina en de regering gingen naar Engeland, dat sloeg in als een bom. Achteraf bleek het een goede keuze.” Luisteren naar de radio werd verboden, maar daar hield niet iedereen zich aan. „Bij ons werd de radio onder de grond gestopt en lag je met je oor bij de grond te luisteren.” Al snel kwamen de distributiestamkaarten waarmee je bonkaarten voor voedsel en kleding kon krijgen. De eerste razzia werd gehouden in  de jodenwijk in Amsterdam op 1 februari 1941. Ruim een jaar later volgde het verplicht dragen van de jodenster. Studenten moesten een loyaliteitsverklaring tekenen. Alle mannen tussen de 18 en 35 jaar moesten voor de Duitsers gaan werken. De mannen die dit niet wilden moesten onderduiken en daar werd ook Langbroek mee geconfronteerd.

JOODSE ONDERDUIKER Via Mien, de zus van Joop, kwamen ze in contact met Henk Bakhuizen, haar latere echtgenoot. Henk bracht een Joods meisje van een jaar of twaalf naar de familie Alberts in Langbroek. „Het was een moeilijke beslissing, het kon je je leven kosten. ” Hedi Schorstein kwam uit Oostenrijk. Haar vader pleegde zelfmoord toen Oostenrijk werd geannexeerd en liet zijn vrouw en dochter de keuze of ze wilden blijven leven. Zij kozen daarvoor en kwamen via Duitsland naar Nederland. Haar moeder verbleef op de Veluwe waar ze net voor het einde van de oorlog alsnog werd opgepakt. Ze overleefde dit niet. Hedi kreeg de naam Leni Jansen en bewoog zich vrij binnen het gezin. Net voor het eind van de oorlog werd erover gepraat in het dorp en werd een ander adres voor haar gevonden in Amerongen. Na de oorlog ging ze naar Israël waar ze is getrouwd. Haar naam wordt dan Edna Harèl. Het contact is altijd gebleven. Joop: „Mijn ouders zijn door de staat Israël postuum geëerd. Zij kregen de Yad Vashem onderscheiding en hun naam staat gegraveerd in de eremuur. In 1998 ging ik samen met mijn vrouw Ineke naar Israël en bezochten we met Edna de muur. Dat was erg indrukwekkend.”

IN HET VERZET Joop Alberts was betrokken bij de Landelijke Organisatie voor hulp aan onderduikers. Vanuit een vast punt in Driebergen werden onderduikers uitgewisseld. Joop werkte hierin samen met Henk Bakhuizen en Harry Hello uit Langbroek. Dat was lang niet altijd gemakkelijk. „Er was bijvoorbeeld een jonge vrouw uit Zeist die we onder konden brengen richting Sterkenburg. Bij het tramstation haalde ik haar met de fiets op. We hadden een herkenningsteken afgesproken en ik bracht haar daar naar toe. Ze dacht daar geïsoleerd te wonen, net als op de zolderkamer in Zeist waar ze vandaan kwam, maar ze werd opgenomen als gezinslid. Dat durfde ze niet en we moesten een ander adres zoeken. Een groot voordeel was dat Harry ambtenaar was op het gemeentehuis in Langbroek. Om aan bonkaarten en distributiekaarten te komen ontstond de knokploeg (KP) met als leider Jan de Groot (Freerk Postmus). Zo werd ook het gemeentehuis in Langbroek overvallen, waarbij de overvallers – geholpen door Harry Hello – precies wisten waar ze moesten zijn. Ook archieven werden meegenomen en in de grond gestopt. Daarna moesten de bonkaarten  worden verspreid en dat gebeurde meestal door de meisjes. Ook twee van mijn zusjes hebben dit gedaan.” Het gebeurde vaak per fiets.

EINDE VAN DE OORLOG Als de bevrijding in aantocht lijkt in 1944, wordt de BS (Binnenlandse Strijdkrachten) opgericht. In augustus 1944 werden de onderduikers Ries Volwerk uit Cothen en Jan van Cappelle uit Langbroek gepakt en opgesloten in het cachot in Langbroek. De veldwachter is gewaarschuwd dat hij even uit de buurt moet blijven. Met een klein groepje wilden ze hen bevrijden, maar dat viel niet mee met de zware ijzeren deuren. Joop gaat naar huis om een koevoet te halen en dan komen Ries en Jan juichend naar buiten. Zij werden elders ondergebracht. Om de Duitsers te belemmeren wordt een valkuil aangebracht in de weg van Cothen naar Doorn, bruggen worden vernield en ponten op drift gebracht. De droppings vanuit Engeland brachten seinapparatuur en geheimagenten waaronder Jan de Bloois (Piet de Springer) die op 30 december 1944 in Langbroek is neergeschoten. Zijn laatste woorden waren: „Niets zeggen.” Wapens werden verstopt, onder andere in een grafkelder op de begraafplaats, de openbare school in Overlangbroek en een schuurtje langs de Amerongerwetering. Joop: „Bij het vervoeren van de wapens met een handkar kwamen we een Duitse soldaat op de fiets tegen die zijn hulp aanbood. Wij hebben hem hartelijk bedankt voor zijn bereidwilligheid. Gelukkig fietste hij door. Er zijn heel wat momenten geweest dat het mis had kunnen gaan. Maar gelukkig heb ik de oorlog overleefd, daar ben ik dankbaar voor.” Als dan eindelijk de bevrijding komt wordt dit uitbundig gevierd op het grasveld tegenover Sandenburg. Versierde wagens kwamen over de Doornseweg naar het feestterrein. „Er waren tenten, speeltoestellen voor de kinderen en er was een plank over de Rijn waar de kinderen overheen konden. Ook in Langbroek werden de moffenmeiden opgepakt. „Zij werden aan het schoonmaken gezet, kaalscheren deden we niet,” vertelt Joop.

Langzamerhand gaat het leven z'n gewone gang. Joop geeft privé lessen aan onder andere de jonker en freule op Sandenburg. In 1946 doet hij Staatsexamen-A en gaat hij theologie studeren in Kampen tot 1950. Dan moet hij de studie thuis afronden.Een vreemde thuiskomst want zijn moeder is net overleden. De zusjes zorgen voor zijn vader en hem tot ook zij gaan trouwen. In 1955 hertrouwt zijn vader. Uiteindelijk besluit Joop toch geen dominee te worden. Hij gaat in Utrecht wonen en leert Ineke kennen. Na een voorzichtige kennismaking, want Ineke verloor haar toenmalige verloofde aan tbc, trouwen ze. Ze waren 59 jaar gelukkig getrouwd, tot Ineke drie jaar geleden overleed. „Ik mis haar nog iedere dag.”

advertentie
advertentie